Top

Doen = Voelen x Denken

Eigenlijk is het heel simpel: doen is de balans tussen voelen en denken.

q

Doen

Doen is het samenwerken in juiste richting

Voelen

Gevoel bepaalt de kwaliteit van de samenwerking

q

Denken

Denken bepaalt de richting van ons doen

“Iets” heeft ons op een gegeven moment gemotiveerd om in beweging te komen. Wij noemen dat in bovenstaande communicatie-formule het “doen”.

 

Het doen is de resultante van denken x voelen. Hoe werken deze twee begrippen dan samen in het menselijk brein? In ons brein worden aan de lopende band bepaalde ideeën ontwikkeld. Ik realiseer mij bijvoorbeeld, doordat mijn blik op een foto valt, dat ik een bepaald persoon een tijd niet heb gesproken. Ik vat daarbij het idee op om weer eens met deze persoon contact op te nemen. Het idee zou “een mogelijk plan” blijven als ons gevoel zich er niet mee zou bemoeien. Ons gevoel geeft ons het duwtje om ons plan uit te voeren. Het idee om contact te zoeken en het begeleidende gevoel dat je daar heel gemotiveerd voor bent leiden tot de daadwerkelijk actie van “het doen”.

 

Bovenstaand voorbeeld doet de suggestie wekken dat voelen en denken aspecten zijn die zich louter en alleen in het menselijk brein afspelen maar niets is minder waar. Gregory Bateson noemde de eenheid van communicatie “het idee”. “Het idee” ontstaat uit een verbinding tussen binnenwereld en buitenwereld. Deze verbinding wordt ook wel omschreven als “bewogen wordend zich bewegen”: ik doe iets aan de buitenwereld en de buitenwereld doet iets aan mij. Dit zouden we ook kortweg “een relatie” kunnen noemen. Daarmee komen we tot de conclusie dat een idee eigenlijk identiek is aan een relatie en zich niet alleen beperkt tot het menselijk brein.

 

Nu zijn we op een punt gekomen dat in de menselijke communicatie de relatie centraal staat. Misschien moeten we de zaak ook hier weer vereenvoudigen door te stellen dat “de relatie” eigenlijk synoniem is met “communicatie”. Dit sluit ook weer heel goed aan bij de opvattingen van Bateson over de complementaire relatie die zich tussen mensen afspeelt en de basis vormt van wat wij cultuur noemen.

 

Communicatie

De 3 complementaire relaties

Er is communicatie op twee verschillende niveaus mogelijk:

Dit wordt ook wel digitale communicatie genoemd. Het zijn de woorden die wij uitspreken naar elkaar en gedrukte communicatieve uitingen. Omdat we hier feitelijke informatie naar elkaar over willen brengen wordt het ook wel “het inhoudsaspect” van de boodschap genoemd. In de bewuste communicatie gaat het om logisch redeneren.

Learn More

Onbewuste communicatie is analoog gecodeerde informatie. Hier vindt onbewuste onderlinge uitwisseling van tekens plaats. Omdat deze vorm van communicatie indirect is (via tekens) wordt hij meta-communicatie genoemd. Het betreft hier communicatie over communicatie. Hier vertellen mensen elkaar hoe ze in de relatie staan ten opzichte van elkaar. De betrekking tussen mensen wordt door deze indirecte communicatie vormgegeven. Het betrekkingsaspect van de boodschap bestaat uit een continue uitwisseling van onbewuste tekens tussen personen die bestaan uit gezichtsexpressie, aanrakingen, houdingen van het lichaam en verbale uitingen waar emotie in doorklinkt.

Learn More

Gregory Bateson heeft zich voornamelijk beziggehouden met de tweede vorm van communicatie. In zijn boek “Naven” heeft hij voor het eerst, bij een stam waar hij op zoek was naar vormen van onbewuste communicatie, ontdekt dat er drie relaties zijn te onderscheiden (maar niet te scheiden) die de volledige verklaring van het begrip cultuur kunnen dekken. Deze drie relaties noemde hij “complementaire relaties” omdat ze vooral de functie van “elkaar aanvullende communicatie” hebben tussen personen. De drie vormen van complementaire relaties die hij kon onderscheiden:

  1. Dominant – Volgend
  2. Ondersteunend – Hulpbehoevend
  3. Expressief – Adorerend

Bateson heeft ze veel later in zijn hoofdwerk “Steps to an ecology of mind” verder uitgewerkt. Deze drie onbewuste complementaire relaties zijn de drie pijlers van cultuur. De drie relaties zijn elementair in de zin dat ze als het ware met elkaar de meest relevante fundamenten van een cultuur vormen. Bovendien komt een cultuur altijd onbewust tot stand.

Deze basisrelaties van cultuur vallen onder “tweede orde leren” (leren te leren). Ze zjin onbewust omdat ze “toevallig” tot stand komen. Het is niet van te voren in absolute zin te voorspellen wie de dominante positie- en wie de recessieve positie in de relatie in gaat nemen.

 

“Dominand – Volgend” is de basisrelatie waaruit de volgende twee vormen zijn geëvolueerd. Dat betekent dan ook dat in de daaropvolgende complementaire relatie “Ondersteunend – Hulpbehoevend” de voorgaande complementaire relatie ook nog altijd werkzaam is. Dit patroon herhaalt zich ook weer in de volgende complementaire relatie “Expressief – Adoratie”, waarbij de twee vorige complementaire relaties weer in functionele zin zijn terug te vinden. De linker “relatum” van de twee relata is altijd het dominante deel van de relatie. In de relatie tussen twee personen (of groepen) is er altijd één partij op enig moment dominant. Deze dominantie kan in een relatie veelvuldig wisselen, want de dominantie is geen vaststaand gegeven tussen twee individuen of groepen. Personen hebben geen eigenschappen maar wel een karakter. Dat betekent dat er wel voorkeursgedrag is maar dat betekent niet dat gedrag altijd vastligt tussen twee personen.

De posities dominant en volgend vormen de basiselementen van “een groep”. Een groep is per definitie hiërarchisch: het wordt gekenmerkt door twee verschillende rollen. Als beiden delen van de relatie op hetzelfde niveau stonden dan was er geen sprake van een groep. De dominante kant van de relatie geeft de (mentale) richting aan waarin wordt bewogen en de andere helft van de relatie volgt. Door de dominantie van de ene persoon is het voor de andere persoon mogelijk om zich bijvoorbeeld te oriënteren in zijn taak: hij weet wat hem te doen staat. Dit is de basisvorm van samenwerken: er is een partij die de richting uitzet en de andere partij die zich in die uitgezette richting gaat verplaatsen. Daarbij wordt er op dat moment in die specifieke situatie ook aan de behoeften van beide partijen voldaan. De volgende partij moet een bepaalde prestatie neer gaan zetten ten aanzien van bepaalde vooropgezette doelen (die door de dominante partij zijn bedacht).
Deze basisvorm van structuur vormt ook de springplank naar allerlei andere vormen van mentale structuren. Hier wordt ook de basis gelegd voor automatisering van gedrag omdat bepaalde structuren in de tijd repetitief zullen worden waardoor er een volgende keer bespaard wordt op het “denken”.

Learn More

Het is niet moeilijk te begrijpen dat in deze relatie de dominant – volgende positie terugkomt: de ondersteunende persoon zal zich in de dominante positie bevinden.

In de basis vindt hier de overdracht plaats van bepaalde tradities die zich in de loop der tijd hebben gevormd. De ondersteunden partij reikt deze tradities onbewust aan en de hulpbehoevende kant leert deze tradities onbewust aan. De tradities worden als het ware tussen neus en lippen doorgegeven. Het kan best zo zijn dat ze ondersteunt worden (de tradities) door verbale taal, maar het echte leren vindt onbewust plaats. De gedragsregels worden doorgegeven die voor discipline (en orde) in de groep zorgen. Hoe je je ten opzichte van elkaar dient te gedragen (de gedragsregels) weerspiegelen ook voor een groot gedeelte het ethisch aspect van de samenwerking: het reguleert het gedrag, bepaalde zaken zijn onderling toegestaan en andere gedrag wordt gezien als bedreiging voor het voortbestaan van de groep.

Op individueel niveau is het de kunst om de relatie ter discussie te durven stellen. Om op relationeel niveau te kunnen praten zal men zich open moeten stellen. Dit zal (onbewust) openheid van de andere kant tot gevolg hebben, waardoor men onbewust bouwt aan de relatie. Het bouwen van een relatie zal tot gevolg hebben dat men zich over en weer steeds meer verantwoordelijk voor elkaar zal gaan voelen. Deze wederzijdse verantwoordelijke opstelling zal nog meer onderlinge verbondenheid tot gevolg hebben.

Learn More

Ook hier weer geldt dat er steeds één bovenliggende partij is op een gegeven moment, maar de rol die gespeeld wordt kan wisselen gedurende de relatie. De trotse partij aan de ene kant die laat zien waar hij/zij goed in is leidt tot aanbidding van de andere partij. Deze aanbidding leidt weer tot betrokkenheid.

De expressieve partij heeft nu eenmaal publiek nodig. Dat is de reden van wederzijdse afhankelijkheid in een complementaire relatie: de ene rol kan niet gespeeld worden als de andere partij het laat afweten. De (onbewust) aanbiddende partij geeft zich over aan het groter geheel, de betrokkenheid wordt steeds groter. Deze overgave aan het groter geheel is het esthetisch aspect van de relatie.

Op individueel niveau wil degene die zich erg betrokken voelt nu ook van betekenis zijn. Hij/zij wil zich in alle vrijheid ergens aan verbinden waardoor er een bijdrage geleverd kan worden aan het groter geheel. De expressieve partij inspireert de aanbiddende partij met zijn visie, zodat deze de keuze tot volledige participatie kan maken.

Learn More